vrijdag 6 september 2013

Het land van Gloria

“Mama, wil je me het verhaal over koning Demon nog eens vertellen?”
Ik kijk naar het meisje dat tegen me aan gevleid ligt. Haar hoofd ligt op mijn schoot, haar lijfje lekker knus opgerold tot een bolletje. Het witte pyjamaatje dat ze draagt contrasteert met de rode fluwelen zetel waarop we zitten. Elke avond zitten we zo voor het raam om naar de zon te kijken, die ondergaat en zich langzaam verbergt achter de bergen.
“Natuurlijk, schat.”
Zachtjes kam ik haar haren met mijn vingers en ik begin te vertellen.

“Het koninkrijk Teivel ging gebukt onder de nukken van koning Demon. Hij eiste van zijn onderdanen absolute toewijding, duldde geen tegenspraak en zijn grootste wens was Teivel uitbreiden tot elk grassprietje en elk zandkorreltje van hem was. Wat hij met al dat gebied ging doen, wist hij niet. Wat hij met al die bewoners ging doen, wist hij evenmin. Hij wilde alleen maar meer. Hij wilde de belangrijkste zijn. Zijn honger naar macht was even groot als zijn lichamelijke honger. Hij was gulzig, slokte alles op wat hij maar kon verteren, vaak zonder kauwen. Zijn uitpuilende buik was grote getuige van zijn braspartijen. Het maakte hem niet uit wat zijn volk van hem dacht, zolang ze maar deden wat hij wilde.
Na een nieuwe verovering lijfde hij alle jonge mannen van het overwonnen gebied in zijn leger in. Ze kregen een training, waarbij vooral aandacht werd geschonken aan brute kracht. Een strategie hadden ze niet en dat was ook niet nodig. Hun dieet bestond uit vet vlees, waardoor ze zienderogen in massa toenamen en daarmee hun tegenstanders overdonderden. Hun vijand had twee keuzes: ofwel onderdaan worden van koning Demon, ofwel letterlijk verpletterd worden door een van zijn soldaten.
De strooptochten van de rovers van koning Demon zaaiden angst en aan een razendsnel tempo verloor alles kleur. Groene weiden werden dor en geel, lichtblauwe rivieren werden roestbruin en in de straten stonden plassen van zwarte gal, die de bewoners uitspuwden. Zij verloren hun streven naar schoonheid en plezier. Dichters ruilden de gedichten, waarin ze de liefde bezongen, in voor roddels. Schilders zetten zwarte kruisen op de huizen van opstandelingen, in plaats van portretten van jonge dames te schilderen. Leerkrachten drilden de regels van koning Demon, waarbij elke vorm van objectiviteit en realiteit aan de kant werd geschoven. Stilletjes aan begonnen de Teivels te lijken op hun koning: egoïstisch, knorrig en kortzichtig.
Koningin Gloria keek vol afschuw toe hoe de troepen van koning Demon steeds dichter bij de grenzen van haar land Balera kwamen. Ze zag hoe de koningen en koninginnen uit haar buurlanden een voor een verslagen werden en herleid werden tot een hoopje ellende. Ze kon het hen niet kwalijk nemen, koning Demon was een krachtige tegenstander. Hoewel ze haar bevolking probeerde te behoeden voor angst, merkte ze dat die als een zwarte schaduw geruisloos de grens had overgestoken. Ze besefte dat angst een gevaarlijk wapen was, die een heel koninkrijk kon lam leggen. Het kon een sterke opponent op de knieën krijgen.
Koningin Gloria had haar volk steeds geleerd trots te zijn op zichzelf, met respect voor een ander en de verschillen onderling. Ze betaalden elkaar niet met geld, maar deden aan ruilhandel, waarbij hulp bieden de belangrijkste manier was om elkaar te bedanken. Zo vormden de Balerianen een hechte groep.
Plots besefte koningin Gloria dat ze niet lijdzaam kon toezien hoe koning Demon haar koninkrijk zou binnenvallen. Zij kon het verschil maken, zij kon deze vernietigende oorlog een halt toeroepen. Ze zou niet toestaan dat haar mensen zouden veranderen in afzichtelijke mormels. In plaats van te verdedigen, koos ze voor de aanval. Ze zou vanuit onverwachte hoek toeslaan, ze zou een groter strijder zijn dan enige vijand kon vermoeden.
Vol goede moed en met een stevige portie krachtdadigheid verzamelde ze een troep Balerianen bij elkaar die met haar ten strijde zouden trekken. Boven elk hoofd gloeide een gouden vlam, die aangaf dat ze geloofden in liefde, vriendschap, harmonie en vrede. Even dacht koningin Gloria eraan om de vlammen te verstoppen onder een mantelkap, maar dat leek haar niet nodig. Deze vlammen zouden wel eens haar sterkste wapen kunnen zijn.
Ze trok een lange gouden mantel aan en maande haar kleine leger aan haar te volgen. Op het stadsplein stonden alle Balerianen klaar om hen uit te wuiven. Bij de ene was een spoortje twijfel af te lezen op het gezicht, bij de andere onderscheidde koningin Gloria een triomfantelijke blik. Het waren die laatste blikken die ze in haar gedachten prentte. Ze wist dat ze kon rekenen op de steun van haar volk, maar nog belangrijker was dat ze zelf geloofde in de slaagkansen van deze missie.
Toen ze aan de rand van buurland Novia kwam, werd haar zelfvertrouwen even weggespoeld door somberheid. En medeleven. De Novianen, die normaal gezien met een lichte pas liepen, strompelden nu door het landschap. Er was geen enkel gouden vlammetje meer te bespeuren. Koningin Gloria besefte dat de transformatie veel sneller ging dan ze had verwacht. Ze had geen tijd te verliezen!
De Balerianen die met haar mee waren gekomen, verspreidden zich snel en liepen doelgericht naar de Novianen. Die namen onmiddellijk een vijandige houding aan, de achterdocht en het wantrouwen vlamden in hun ogen. Opnieuw sloeg de twijfel toe. Waar was ze aan begonnen? Hoe had ze ooit kunnen denken dat ze koning Demon en zijn vernietigende acties zou kunnen overwinnen?
Dagen gingen voorbij en koningin Gloria zette haar tocht verder naar Teivel. Aan de ijzeren poorten van de burcht van koning Demon werd ze tegengehouden door twee afgrijselijke Teivels. Ze waren immens. Hun armen leken wel op slangen die kanonskogels hadden opgeslokt, hun benen hadden veel weg van knoestige boomstammen. De overblijvende tanden in hun mond waren geel, doorregen met zwarte sliertjes. Hun adem rook naar rottende vis. Koningin Gloria deinsde even achteruit, maar dat had niets te maken met opgeven of terugtrekken. Ze eiste een audiëntie bij koning Demon. De wachters keken over haar schouder heen naar de Balerianen die achter haar stonden en barstten uit in een helse lachbui. Het geluid dat ze daarbij uitstootten, ging door merg en been. Het klonk als de valse en dreigende lach van een hyena. Koningin Gloria herhaalde haar verzoek, deze keer met nog meer overtuiging. Met een valse grijns op hun gelaat zetten ze een stap opzij en lieten koningin Gloria en haar groep door.
Voorzichtig leidde koningin Gloria haar gezelschap langs een smalle wenteltrap omhoog. De trap kwam uit in een grote zaal, met in het midden een zwarte troon op een verhoog. De troon werd geflankeerd met telkens twee rijen van drie zwarte kandelaars. Langs de poot van elke kandelaar slingerden de doornige takken van een struik met zwarte rozen omhoog, alsof ze de kandelaar in een wurggreep hielden. Elke kandelaar had zes armen, die telkens zes zwarte kaarsen omhoog hielden. Zes kandelaars, zes armen, zes kaarsen. Zes-zes-zes.
Koningin Gloria liet er zich niet door van de wijs brengen en stapte vastberaden richting de troon. Daarop zat koning Demon, te smalen bij het aanschouwen van zijn bezoekers.
‘Kom toch dichterbij, lieve koningin Gloria. Wat een genoegen je hier te mogen ontvangen.’
De minachting droop van zijn gezicht, wat zijn woorden een geheel andere betekenis gaven.
‘Zeg eens, lieverd, wat kan ik voor je doen? Kom je genade vragen? Bied je je kasteel aan als buitenverblijfje? Of nee, wacht, je wil graag mijn persoonlijke assistente worden, zo schattig.’
Koningin Gloria zette een stap naar voor en sprak: ‘Koning Demon, ik kom je voorstellen om je over te geven. We kunnen dit op een vredevolle manier doen, er hoeft niet gevochten te worden. Ik weet dat ik zal slagen, dat ik je zal overwinnen.’
Koning Demon fronste even zijn voorhoofd en begon te bulderen van het lachen.
‘Hahaha! En hoe had je gedacht dat te doen?
‘Oh, maar ik was niet van plan dit alleen aan te pakken. Ik heb een leger meegebracht om me hierbij te helpen,’ antwoordde koningin Gloria.
‘Wat? Dat stelletje nietsnutten is een leger? Je bracht een groepje kinderen mee om me te verslaan?’
Opnieuw schoot koning Demon in een lachbui. Zijn bolle wangen werden vuurrood, zijn buik schudde heen en weer. Hij verslikte zich en zijn geknor ging over in een ongecontroleerd hoesten, alsof er een nootje vast zat in zijn keel.
Na zijn verbaasde reactie bij het aanschouwen van het groepje kinderen wist koningin Gloria dat ze een goede beslissing had genomen. Ze profiteerde van zijn onoplettendheid om teken te geven aan de kinderen dat hun gevecht van start zou gaan. Iedereen ging in positie staan, strijdlustig, klaar voor wat komen zou. Koningin Gloria zwaaide haar armen opzij met een sierlijke beweging. De kinderen openden hun mond en de zaal vulde zich met ijl gezang. De invloed van hun stemmen was veel groter dan die van volwassenen. Kinderen hadden de kracht van de onschuld, van de leergierigheid en van verwondering in zich.
Koning Demon verstomde en keek verward naar de jonge Balerianen. Hij begreep niet wat er gaande was.
Achter het koor kwam vanuit de opening naar de traphal een gloed de treden omhoog gegleden. Een lange rij zingende kinderen, allemaal met een gouden vlammetje boven hun hoofd, stapten een voor een de grote zaal binnen. Ze voegden zich bij het koor, dat langzaam groeide. De voorbije dagen was koningin Gloria erin geslaagd de vlammetjes boven de hoofden van de onderworpen volkeren weer te doen branden. De baleriaanse kinderen waren met hen in dialoog gegaan, zonder hen ergens toe te dwingen. Zo hadden ze hen weer doen geloven in waarden. Waarden die ervoor zorgden dat men terug ging samenleven, in plaats van naast elkaar. De schilders hadden hun kleurenpalet van onder het stof gehaald, dichters betoverden opnieuw met hun woorden en leerkrachten motiveerden hun leerlingen met creatieve oefeningen om wetenschappelijke feiten aan te tonen. Het gras werd weer groen, de rivier glashelder en het enige geel op de weien kwam van de rijpe korenaren.
Koning Demon keek uit het raam en merkte de verandering op. Zijn adem stokte en hij wist zich geen houding aan te nemen. Toen hij merkte dat de laatste zangers die zich aansloten bij het koor, twee jonge mannen met hoogblond haar, zijn voormalige wachters waren, sloegen de stoppen bij hem door. Hij schreeuwde en tierde.
Boven de hoofden van de zangers zwollen de gouden vlammen aan. Ze dansen vrolijk heen en weer. Koningin Gloria dirigeerde niet enkel het koor, maar ook de vlammen. Vanuit elk vlammetje vertrok  een sliert. Tientallen sliertjes zweefden door de lucht en kwamen allemaal samen in een gouden wolk boven het hoofd van koningin Gloria. Met haar handen duwde ze de wolk zachtjes in de richting van koning Demon. Die bereidde zich voor op een woest gevecht.
‘Ik geef me niet zomaar gewonnen! Je krijgt me niet klein!’
‘Dat is niet mijn bedoeling. Ik wil je niet klein krijgen. Ik wil gewoon dat we weer kunnen samenleven zonder elkaar te willen overtreffen. Zonder elkaar te willen dwingen tot een leven waarvoor we niet kiezen. Zonder elkaar te willen controleren of overheersen.’
‘Dat kan ik je niet beloven. Dat de beste moge winnen. Op leven of dood.’
Hier vreesde koningin Gloria al voor. Ze had reeds zo een vermoeden gehad dat het ego van koning Demon de gemakkelijkste oplossing in de weg zou staan. Ze duwde de wolk verder in de richting van koning Demon, die met een bijl in de ene hand en een strijdvlegel in de andere klaar stond om aan te vallen. Of zich te verdedigen. Daar was hij duidelijk zelf nog niet uit.
De wolk dreef doelgericht naar koning Demon. Een sliert maakte zich los uit de wolk en omhulde de wapens in zijn ruwe handen. De bijl en strijdvlegel smolten. Uit elke hand stroomde een gele vloeistof, die op de vloer in een plas bleef liggen. Koning Demon keek naar zijn lege handen en de plassen aan zijn voeten. Koningin Gloria herkende de symptomen van de ziekte die haar volk was beginnen aan te tasten: angst.
De sliert begon zich nu rond het lichaam van koning Demon te wikkelen, als een zacht deken, als de cocon van een vlinder. Deze cocon had hetzelfde doel als die van een vlinder: ervoor zorgen dat de rups tijd en ruimte kreeg om zich om te vormen tot een vlinder. Koning Demon zou wellicht nooit een vlinder worden, maar deze cocon zou hem wel tijd geven om te bezinnen, om tot inzichten te komen. Hoe lang hij in deze cocon zou moeten blijven, was niet te voorspellen. Hij zou er pas uit kunnen komen als hij openstond voor harmonie, dialoog en samenwerking, zonder als doel almachtigheid te hebben.
Het gevecht was ten einde, zonder slag of stoot. Het geheime wapen van koningin Gloria was eenvoudig, maar net daardoor zo doeltreffend gebleken. Ze had gebruik gemaakt van dat wat koning Demon niet kende, waardoor hij niet wist hoe het te bevechten: respect voor elkaar.
De kinderen zetten het Glorieus Lied in en nu kwamen ook volwassenen, met een warme vlam boven hun hoofd, de zaal binnen. Novianen, Tievels, Belarianen en alle andere volkeren waren vertegenwoordigd in deze zaal. Allen zo verschillend, maar allemaal zongen ze hetzelfde lied. Het gezang zwol aan en spoelde langzaam de zwarte tinten uit de zaal. De zwarte rozen werden weer rood, de troon kreeg een warme gloed en aan de muren verschenen kleurrijke wandtapijten. En de stenen bank die aan het raam stond, veranderde in een zachte zetel, bedekt met rood fluweel.”


“Mama?”
“Ja?”
“Heb ik daarom deze zetel van oma Gloria gekregen?”
“Inderdaad. Respect, verdraagzaamheid en solidariteit zijn heel belangrijk, maar zelfvertrouwen is minsten zo belangrijk. Het geloof in jezelf is iets dat je door niemand mag laten afpakken.”
Er verschijnt een prachtige glimlach op het gezicht van mijn dochter en haar gouden vlammetje maakt een klein levendig sprongetje. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten